open klooster

  een nieuwe vorm
     voor een oud verlangen

afb
 


 
 



  Contemplatieve dialoog

Twee werkvormen die regelmatig in de retraites van het Open klooster worden gebruikt zijn het Gesprek vanuit de stilte en de Contemplatieve dialoog. Hieronder een beschrijving van het laatste.

De contemplatieve dialoog is aan het einde van de jaren zeventig op de Filippijnen ontwikkeld door een groep Benedictijnen. Stel je geen gewone dialoog voor, geen spontaan heen en weer, geen geanimeerde discussie met prikkelende vragen en antwoorden. Oogmerk is juist discussie te voorkomen en op een ander dan discursief niveau met elkaar in gesprek te komen. En wel over een vooraf gekozen tekst, een gedicht bijvoorbeeld (gedichten zijn dankbaar materiaal in dezen) of een korte passage uit een religieus of filosofisch werk.

De dialoog bestaat uit drie rondes, die een voor een beginnen met het lezen van de gekozen tekst. Dat laatste kan door iedereen gebeuren, niet noodzakelijk door de gespreksleider. Aan het begin van de eerste ronde volgt na het voorlezen een pauze, om ruimte te maken voor persoonlijke bezinning. De tekst kan ook een aantal malen achter elkaar worden voorgelezen.

In de eerste ronde vertellen de deelnemers welk gedeelte hen is opgevallen of heeft geraakt. Het gaat daarbij om een paar woorden, regels of verzen, niet meer. Desgewenst mogen ze daarbij een kleine toelichting te geven en uitleggen waarom dat ene stukje tekst er voor hen uitspringt. Maar ook die toelichting moet bondig blijven, om elke deelnemer te laten nadenken over het voor haar of hem meest wezenlijke.

In de tweede ronde vertellen de deelnemers wat hen het meest heeft geraakt of hen het meest is opgevallen in de eerste ronde, dat wil zeggen: bij wat ze andere deelnemers hebben horen zeggen. In deze ronde wordt gewerkt met een vaste formule: ‘Ik heb gehoord dat’. Dus niet: ik hoorde Annette Bak zeggen dat, nee, de reacties blijven anoniem en hebben uitsluitend betrekking op de inhoud.

In de derde ronde worden de deelnemers uitgenodigd te vertellen wat ze van de sessie denken mee te nemen. Dat zijn letterlijk de woorden waarmee ze worden uitgenodigd te beginnen: ‘Ik neem mee dat’, ‘Wat ik meeneem is’. Ook hier dus een vaste formule, opnieuw bedoeld om te voorkomen dat deelnemers op elkaar gaan reageren (en gaan begrijpen dat ze in deze setting meer schakel zijn dan uniek individu). In deze ronde mag iedereen spreken wanneer hij wil, in tegenstelling tot ronde één en twee, die zijn met de klok mee. In beginsel neemt in deze derde ronde elke deelnemer één maal het woord.

In ronde één en twee mag iedereen als hij wil een beurt overslaan, dit trouwens opnieuw met een vaste formule: ‘Ik geef het door’. In de derde ronde is niemand verplicht te spreken; sowieso is het bij een contemplatieve dialoog belangrijk te snappen dat luisteren even belangrijk is dan spreken. Natuurlijk mogen de deelnemers pen en papier gebruiken, dat is bij een grotere groep zelfs aan te bevelen. Aan het slot van de derde ronde – dus aan het slot van de sessie – geen samenvattingen of conclusies, evenmin een open gesprek of een evaluatie. Het gezegde klinkt na en hoe… dat weet gelukkig niemand.

Rol van de gespreksleider is betrekkelijk eenvoudig. Hij/zij legt de procedure uit, bepaalt de rustpauzes, nodigt deelnemers uit te spreken en begrenst hen wanneer ze dreigen uit te wijden. Bij het begin is belangrijk de deelnemers de tijd te gunnen om met de tekst te verkeren, per slot is dit een manier van bidden of mediteren (mediteren in de oorspronkelijke betekenis van het woord), met als leidraad de vraag wat de woorden op dit moment teweeg brengen. Niet wat ze betekenen, maar wat ze doen, nu, hier, in dit lichaam.

 











 
RitzDzign